Na onze rustdag van gisteren starten wij vandaag bijtijds en rijden eerst naar het stadje Tafraoute om het grijs en zwart water te lozen, de waterkraan is leeg dus de boel omspoelen komt later wel. Terwijl Yvonne in de camper blijft wachten ga ik nog even geld pinnen en flessen drinkwater kopen. Geld pinnen blijkt een sport op zich, elke flappentapper kan ik het Arabisch, Frans en soms zelfs Engels de klanten bedienen. Ik steek mijn bankpas in de gleuf, op het scherm verschijnt de tekst: “Even geduld, het systeem wordt opgestart”, ik ben blijkbaar de eerste klant vandaag. Na een zeer trage start kan ik eindelijk het gewenste bedrag ingeven, “Even geduld, het geld wordt geteld”. Dan blijft het akelig stil in het apparaat. Na enkele minuten wat wachten druk ik op annuleren en verschijnt de tekst: “Neem uw kaart uit”. Weer heel lang wachten maar…. geen bankkaart te zien. Ik ga de bank binnen en doe mijn verhaal, “Ach mijnheer, die automaat heeft wel vaker kuren” Huh? De dame in kwestie peutert mijn kaart uit de automaat en laat hem mij zien, “Is dit uw kaart?” “Ja, dank u wel.” “Eh nee, éérst uw paspoort laten zien”. Nou loop ik daar niet mee rond, rijbewijs dan? “Nee, paspoort” klinkt het al iets minder vriendelijk. Grtvrdegrtvr, kan ik eerst een roteind terug naar de camper lopen om mijn paspoort op te halen, dan weer naar de bank om mijn pas op te halen en dan op zoek naar een andere bank met een wèl werkende flappentapper.
Na dit avontuurtje gaan wij op weg naar Amtoudi waar wij een Agadir uit 1205 kunnen bezoeken. Dat is een eeuwenoude gemeenschappelijke graanschuur en zo een brok historie lokt ons altijd. Na een goede 105 kilometer parkeren wij op de afgesproken plek onze camper en wachten op de andere geïnteresseerden om samen het 2 kilometer lange bergpad op te lopen want die agadir staat 200 meter boven ons op de top van de berg.
Helaas na minder dan driekwart kilometer moet Yvonne afhaken, de enorme hitte gecombineerd met een harde en gortdroge wind laat haar astma onverbiddelijk opspelen. Volkomen uitgeput aanvaardt zij de terugweg. Ik zet zonder haar de tocht naar boven voort met de toezegging dat ik veel foto’s zal maken. Eenmaal boven zijn wij allen behoorlijk uitgeteld, 41֯ graden is niet het beste moment voor een dergelijke klim maar het is absoluut de moeite waard. Onze gids Mohammed (hoe kan het ook anders) staat boven op de top ons op te wachten en leidt ons rond.
Het oude gebouw is als het ware om de bergtop gewikkeld en bestaat uit een ommuring, drie wachttorens en verder vele tientallen opslagruimtes waarin nog tot 1960 de oogst werd opgeslagen, elke productsoort in een weliswaar kleine maar eigen ruimte of op een apart niveau binnen een grotere ruimte. Elke opslagruimte behoorde toe aan een familie die deel uitmaakte van de stammenconfederatrie van Chleuhberbers. Tot op de dag van vandaag wonen zij nog steeds in Amtoudi. Het dak van de Agadir is voorzien van veel stenen bijenkasten. Op onze vraag waarom antwoordt Mohammed dat deze opslag boven op de top van deze berg is gebouwd omdat het een onneembare vesting is die door slechts drie man is te verdedigen. De overige mannen van Amtoudi konden zich dan in het dal, als hun dorp weer eens door naijverige stammen werd aangevallen, mengen in de strijd om de indringers te verjagen. Na de rondleiding dalen wij weer af naar onze campers in het dal en rijden nog een klein stukje om vervolgens via een hobbelpad van enkele kilometers de bush in te trekken om daar een plekje voor de nacht te vinden.
Vandaag moeten wij vroeg op want wij willen onderweg naar onze volgende overnachtingsplek een kamelenmarkt bezoeken maar die sluit al net na het middaguur. Ruim op tijd arriveren we in deze enorme souk. Er wordt van alles verhandeld; schapen, geiten, ezels en dromedarissen. Voedsel, kleding, schoeisel, huishoudelijke artikelen, je kan het zo gek niet bedenken of het ligt er te koop. Opmerkelijk is wel dat in dit zo preutse land waar wij aan de vele waslijnen nooit ondergoed zien hangen de BH’s open en bloot hoog opgestapeld op een marktkraam liggen (maar er is geen man die zich in de buurt van die kraam durft te vertonen).
Nadat wij de hele markt hebben afgestruind starten wij weer ons huis op wielen om de laatste negentig kilometer af te leggen voor wij Plage Blanche zullen bereiken. Om daar te komen rijden wij door een laaggebergte dat zich plotseling lijkt te ontsluiten. De laatste hellingen voor de kust wijken uiteen om ons de oceaan te tonen. Wij zijn nu op Plage Blanche onze meest zuidelijke overnachtingsplek op 3.555 km van Wormer verwijderd. Deze Plage Blanche bestaat uit een ongeveer vijftig kilometer lange strook bijna wit strand daar waar de Sahara overgaat in de Atlantische Oceaan. Ik hoor je denken; laaggebergte versus Sahara? Dat klopt, de Sahara zoals wij die kennen uit de avonturenfilms met eindeloos veel zand, een handjevol kamelen, een oase en niet te vergeten naar water smachtende avonturiers. Ach, dat beeld bestrijkt slechts 20% van het enorme droge gebied dat wij Sahara noemen. De overige 80% bestaat uit rotswoestijn, steenvelden, rotsheuvels en laaggebergte. Wij vinden een plek voor de camper boven op de rand van het duin en wandelen ’s avonds langs de vloedlijn over het strand. Daarna worden wij in slaap gewiegd door het geluid van de ruisende branding van de Atlantische Oceaan vlak naast ons bed.
De volgende dag pakken wij ons boeltje weer op en gaan weer landinwaarts. We zien best veel miniatuur akkertjes waarvan je jezelf afvraagt of iemand daar een menswaardig bestaan mee kan opbouwen. Ook zien wij veel gemetselde waterputten waar we regelmatig Marokkanen jerrycans en lege flessen zien vullen. Wij maken een stop om een dergelijke waterput te bekijken. Als ik de deksteen opzij leg hangt er een oud touw waaraan een afgeleefde lekkende jerrycan geknoopt is. Als ik die ophijs zit er kraakhelder drinkwater in. Je begrijpt meteen de dagelijkse gang van de Marokkanen naar deze waterputten.
Ondanks onze 90 liter dieseltank plus nog een 12 liter jerrycan met reservediesel sta ik bijna droog en moet er hoognodig getankt worden. Dat betekent 60 kilometer het land in voor het dichtstbijzijnde tankstation. Op zich geen probleem want dan kunnen wij meteen boodschappen doen bij de Marjane, een soort Carrefour-achtige supermarkt maar dan één waar de Marokkaanse koning grootaandeelhouder van is. Het is een pompeus gebouw maar waar vrijwel geen klanten binnen zijn. Dat is ook wel te begrijpen want de prijzen zijn dermate hoog dat de gemiddelde Marokkaan daar echt niet kan kopen. Bovendien is het assortiment onderworpen aan een streng islamitisch beleid, ofwel behoorlijk beperkt. Als alle boodschappen in de camper gestouwd zijn rijd ik het naastgelegen tankstation binnen en laat voltanken. Als ik vraag of mijn watertank daar mag vullen krijg ik een kortaf nee te horen. Het water zou op zijn. Hoezo op, de wasstraat draait op volle toeren? Nee meneer, voor water innemen is het op. Punt uit! Een wildvreemde man hoort het aan en biedt ons aan mee te rijden naar zijn huis zodat wij daar water kunnen tanken. Te vriendelijk maar 2 tanks van 120 liter lijkt ons niet zo netjes jegens deze man.
Wij rijden langs nog een paar tankstations en krijgen daar dezelfde boodschap mee, geen water. Een Harderwijker reisgenoot appt dat er bij de Shell, waar hij staat te tanken, wel water zou moeten zijn. Wij erop af, en zowaar wij mogen tegen betaling van 20 Dirham (€1,85) daar water nemen als het maar niet teveel is. Eerst vult onze vriend zijn tank, dat duurt ongeveer een kwartier want het waterkraantje laat slechts mondjesmaat water door. Dan wij en dan Walter die er in middels ook is. Om de wachttijd te doden schenkt Yvonne kwistig de nodige espresso’s en cappuccino’s en Marita gaat rond met koekjes. Al met al hebben wij het reuze gezellig ondanks dat het vullen zo lang duurt.
Een kleine tegenvaller is het bericht van Walter en Marita, de camping waar wij de komende nacht zouden overnachten blijkt niet meer te bestaan. Dat betekent dat wij weer terug zullen moeten naar Plage Blanche, anders gezegd ik heb nu ruim 125 kilometer gereden om diesel te tanken. Maar de beloning is dan wel een mooie zonsondergang.
Vandaag gaan wij vanaf Plage Blanche op weg naar Sidi Ifni, een stadje dat nog tot 1969 Spaans grondgebied is geweest. De rit voert bijna parallel aan de Atlantische kust en biedt ons vele mooie vergezichten en wij kruisen zelfs een heuse rivier mèt verdacht schuimend water er in. Ondanks dat wij de weg voor ons alleen hebben blijft het opletten geblazen de schapen en geiten komen uit alle hoeken en gaten zo de weg op gestapt en er stak zelfs een kudde van 84 dromedarissen op hun dooie gemak voor ons langs de weg over. Langs de kust zien wij hele dorpen eenvoudige vissershutten die worden gebruikt als woning en opslag.
Als wij aankomen in Sidi Ifni is aan de bouwstijl duidelijk te herkennen dat het Spaans georiënteerd is geweest en ook de straatnamen zijn voor een groot deel nog Spaans. Alleen het Plaza de España is omgedoopt tot het Place Hassan II, het bijbehorende paleis ziet er behoorlijk vervallen uit maar het parkje er tegenover getuigt van veel aandacht en zorg voor het groen. Wij wandelen door het stadje, komen na een tijdje twee medereizigers tegen en besluiten met zijn vieren ergens iets te gaan eten. Uiteindelijk eindigt onze zoektocht naar een knap restaurant op een terrasje dat volledig gereserveerd blijkt te zijn. Na wat vragen en hongerig kijken wordt er een tafel voor vier vrijgemaakt en mogen wij aanschuiven. Als de gasten die gereserveerd hadden ook arriveren weet de uitbater na een tafel- en stoelendans hen ook nog een plek te geven. Later blijkt dat ook de anderen van ons reisgezelschap binnen zitten in hetzelfde restaurant en van hun maaltijd genieten.
Na onze uitgebreide lunch gaan wij op weg naar een overnachting in het wild. Enkele kilometers voorbij het stadje draaien wij de weg af en hobbelen nog een kilometer tot de uiterste rand van een klif en slaan daar ons kamp op. Wij blijken hoog boven de zee op een rots met een boog te staan waartegen de golven van de branding stuk slaan.
Het is ochtend en we rijden weer, het valt ons op dat het meer toeristisch wordt, winkeltjes met emmertjes en schepjes, vliegers en ballen maar dat dan weer afgewisseld met af en toe een loslopende dromedaris. Ons eerste doel is Tiznit een stadje dat een interessante medina heeft. Op weg daarheen zien wij veel vervallen cactusplantages. Ze teelden hier voorheen cactusvijgen maar door een zeer besmettelijke ziekte zijn alle cactussen verloren gegaan, een triest gezicht dat hierdoor een hele industrie afsterft.
Eenmaal in Tiznit lopen wij via één van de negen stadspoorten in de stadmuur direct de oude medina in. Het is daar vergeven van de miniatuur winkeltjes. En klein in dit verband is dan iets van 2 x 3 meter winkeloppervlakte. Bij één van die winkeliers kopen wij een klosje ijzergaren omdat er in de camper iets hersteld moet worden. Voor mijn vader (die maatkleermaker was) ben ik vaak in dit soort zaakjes geweest en dit miniatuurwinkeltje doet mij dan ook heel erg denken aan Jan-de-grote-kleinvakman op de Amsterdamse Albert Cuyp markt.
Daarna gaan wij op zoek naar een Post Maroc om postzegels te kopen. Onze dochter stuurt ons steevast een prentbriefkaart als zij met vakantie is. Daarom vinden wij dat zij nu eens een kaart van ons moet krijgen. Wij rijden al twee weken met een paar kaarten rond, nu nog de postzegels. Als wij de Post Maroc binnenstappen zijn er nog zeker veertig wachtenden voor ons die allen hopen vandaag nog geholpen te worden aan één van de drie loketten. Een beveiliger ziet ons rondkijken en vraagt wat wij komen doen. Postzegels? Hoeveel? Oh, slechts drie en waarheen? Wacht hier even. Hij loopt naar één van de loketten, duwt daar een klant iets opzij en hangt al pratende ver over de balie. Even later komt hij weer overeind en stapt op ons af. Alsjeblieft drie zegels, wij geven hem een munt en even later brengt hij het wisselgeld. Nog geen € 0,80 per adres. Tevens wijst hij ons nog waar hier in de buurt de dichtstbijzijnde brievenbus te vinden is. Klaarblijkelijk hoort zo een ding hier niet bij een postkantoor.
Vanuit Tiznit is het nog maar een dertig kilometer naar Aourir, net noordelijk van Agadir, waar onze camping voor de komende twee nachten is. Dit laatste stuk is een vreemde mix van grote vrachtauto’s afgewisseld door paard en wagen of zwaarbeladen ezels.
De volgende dag is een doe-dag en luieren-dag in één. We doen de was, maken de camper van binnen zo goed en zo kwaad zandvrij en verder is het blog bijwerken, luieren en relaxen en niet te laat naar bed want morgen wordt het een vroege start.
Na de luie dag van gisteren gaan wij vandaag al om half negen de baan op naar een coöperatieve argan plantage die wij willen bezoeken. Het is net geen 150 kilometer rijden en dat redden we ruim binnen de twee uur die ons rest tot de rondleiding. Vroeger kwam de arganboom in heel Noord-Afrika voor maar nu is het een bedreigde boomsoort. De arganboom is zeer goed aangepast aan de moeilijke klimatologische omstandigheden van de halfwoestijn. Hij helpt met zijn diepe wortelsysteem bodemerosie tegen te gaan. Omdat er steeds minder bomen over zijn, is arganolie een zeer zeldzame plantaardige olie geworden. Wanneer de noten rijp zijn klimmen de geiten in de bomen om deze noten te eten, de boeren zijn daar blij mee want de olie wordt gewonnen uit de pitten maar de noten zijn veel te hard om te kraken en dat doet de geit nu voor de boer, als ze de onverteerde noten uitpoepen is het een kwestie van deze verzamelen en naar een schaduwrijk plekje te brengen. Het maken van arganolie is een arbeidsintensieve bezigheid waarmee de vele vrouwen van deze coöperatie in de weer zijn, zij kraken de noten door er met een steen op te meppen, andere dames scheiden de gekraakte buitenzijde van de noot van de vruchten waarna de vrucht in de pers verder bewerkt kan worden. Na meerdere persbeurten blijft er uiteindelijk de kwaliteitsolie over die in schoonheidsproducten gebruikt kan worden zoals de berbervrouwen al eeuwen doen, ook wordt het in het eten gebruikt. Voor de dames betekent het 1 dag hard werken voordat zij 1 kilo noten gedopt hebben waarvoor zij dan 40 Dirham ontvangen dat gelijk staat aan € 3,85. Zij zijn vrij om hun werkdagen in te delen naar hun eigen voorkeur.
Hierna rijden wij weer verder naar Essaouira, een fraai klein vissersplaatsje aan de Oceaan. Wij verzamelen op een parkeerplaats à la Zandvoort aan de rand van het duin waarvandaan wij te voet naar het stadje lopen en er een korte wandeling doorheen maken om een indruk te krijgen wat er te doen is en hoe het bouwtechnisch in elkaar steekt. Eenmaal terug bij de wagens blijkt dat er bij twee campers is ingebroken en duidelijk doorzocht maar wonderwel ontbreekt er slecht één Afghaans petje, laptops, iPads en camera’s bleven ongedeerd. Vanaf deze plek is het nog een kilometer of negen naar onze volgende overnachtingsplek, daarvoor moeten wij dan wel de laatste 3,7 km over een wasbordweg stuiteren.
De volgende dag blijven wij op deze plek want er is voor de liefhebbers een workshop Marokkaans koken georganiseerd, Yvonne heeft zich opgegeven voor de kip-variant en vertrekt met nog zes anderen al om half tien met een taxi naar Essaouira. Ikzelf blijf bij de camper om wat schoon te maken, klusjes te doen en aan dit blog te schrijven.
Weer een luie dag omdat er nog anderen zijn die zich hebben in geschreven, nu voor de visvariant van de kookworkshop. Yvonne en ik nemen rond het noenuur een taxi naar Essaouira om daar de rest van de dag door de vele achterafstraatjes rond te dwalen en binnen te gluren bij de vele metaalbewerkers, timmerwerkplaatsjes en weverijtjes. Als wij op de transen staan en ik over zee uitkijk en zie hoe de zee op de rotsen beukt denk ik met weemoed terug aan het Franse Saint Malo waar de zee eenzelfde aanblik bood toen ik daar met mijn bootje lag.
De dag sluiten wij af met een diner samen met Walter en Marita in een heerlijk en vooral gezellig restaurant Dar l´Oussia. Nadat een nachtblinde taxichauffeur, die reed als de Marokkaanse equivalent van Max Verstappen, ons toch nog ongehavend op de camping weet af te leveren rollen wij verzadigd van alle indrukken ons bed in. Morgen wordt een vroegertje, dan gaan wij op weg naar de drukte van de grote stad.
Jullie beschrijven alles zo beeldend en in combinatie met de foto’s beleef ik zo een beetje jullie avonturen mee 🙂
Leuk Jessica dat je mee reist, het is echt bijzonder, een andere wereld vooral omdat wij niet alleen maar de toeristische plekjes bezoeken maar ook echt het achterland ingaan.
Groetjes Yvonne
Wat een prachtige verhalen weer!
Ook de markten die jullie bezoeken zullen een hele belevenis zijn.
En dan een kudde van 84 dromedarissen, hoe bijzonder is dat!
Hoe ervaren jullie de temperatuurverschillen in de woestijn?
Nog heel veel plezier!
Wij genieten van de totaal andere wereld waar wij in rondrijden. De warmte en droogte was zeker heel erg wennen, in het begin ook aardig wat kleine bloedingen in mijn neus gehad door de droge warmte. Maar nu vinden wij het fris als het 23 graden is dus het went snel.
Groetjes Yvonne
Lieve Marcel en Yvonne,
Wat een leuk verslag weer.
En wat maken jullie veel mee.
Wij lezen met veel plezier jullie verhalen en genieten van alle informatie.
Heel veel liefs van ons.
Hoi Hoi, wij denken vaak aan jullie. Er lopen hier zo verschrikkelijk veel schaapskuddes met een herder rond, is wel wat voor Wim ????
Ook heel erg veel loslopende honden, vind ik wat minder maar de herders hebben er steevast ook wel eentje bij lopen.
Groetjes Yvonne en Marcel
Na het verhaal van de postzegels snap ik trouwens wel waarom er zo weinig Marokaanse postcrossers zijn. En heel andere prioriteiten helpt denk ik ook ????
Hoi Sabrine, Ik ben ook benieuwd wanneer de kaart in Nederland aankomt. We ervaren wel dat hier heel veel kinderen naar school gaan en ook hoger onderwijs genieten. Van de week een jongen die zijn bachelor Engels had en in de pottenbakkerij werkte. Er is een grote werkeloosheid onder jongeren. Maar wij ontmoeten veel positieve jongeren, je hoopt gewoon dat dit land zijn problemen kan oplossen.
Groetjes Yvonne
Geweldig verhaal weer, dank jullie wel voor het delen en geniet!
Kaartje van de route vind ik leuk!